Die Mondscheinsonate

En nu is het zover, al weken ben ik er mee bezig, zie ik er naar uit, zie ik er tegen op. En uiteindelijk is het moment dan toch gekomen. We speelden al een tijdje toen het ter sprake kwam, of eigenlijk was het in het begin al eens ter sprake gekomen, had ik het stamelend bekend, met het schaamrood op m’n wangen, want het ging natuurlijk nergens over, wie wilde nu dat soort dingen?

Ineens kwam die email waarin je aangaf wat er van mij verwacht werd. Onverwacht, vanuit het niets, je had van te voren niet laten merken dat je deze kant op wilde. Je vroeg mij om je drie mogelijkheden te geven, jij zou dan enkele dagen later je definitieve keuze doorgeven zodat ik nog tijd genoeg had om er mee aan de slag te gaan.

Het kiezen was lastig. Nu kan ik sowieso soms lang twijfelen over dingen, maar in dit geval was het helemaal een kleine ramp om de knoop door te hakken. Het mocht niet te makkelijk zijn, als ik je het idee zou geven er makkelijk vanaf te willen komen zou dat me zwaar bestraft worden, ik wist dat jij wilde dat ik m’n best ervoor zou doen. Maar het mezelf te moeilijk maken was ook geen optie, zeker niet wat dit betreft, het lag toch gevoelig en het zou een ramp zijn als ik het niet op tijd af kon krijgen.

Uiteindelijk was m’n keus gemaakt en stuurde ik je de volgende dag je keuzemogelijkheden. Het eerste op mijn lijstje was een fantasie van Mozart, ik ben nooit een groot fan van de man geweest, vond het vaak te frivool. En juist in dit stuk was hij dat zeker niet. Ik had het in een ver verleden wel eens gespeeld, maar zou flink moeten ploeteren om het weer op niveau te krijgen. Het stuk wat als tweede op m’n lijstje stond was het eerste deel van Die Mondscheinsonate van Beethoven. Ik had het nooit serieus ingestudeerd en wilde graag een stok achter de deur om daar nu eens werk van te maken. Tot slot had ik nog een wals van Chopin op het lijstje gezet, Chopin is altijd goed had ik bedacht.

Toen begon het lange wachten. Alsof je het expres zo uitgekiend had hadden we juist nu geen gelegenheid om elkaar te spreken. Na een dag kreeg ik een mail dat je je nog aan het beraden was, ook jij had dus blijkbaar wel eens moeite met het maken van de juiste keuze. En de volgende dag, eindelijk, kreeg ik het mailtje waar ik op zat te wachten. Het werd die mondscheinsonate, want hoe kon je lunaaa nu over iets anders dan het maanlicht laten spelen?

Drie weken had ik de tijd, drie weken die ik hard nodig had, want je zou het me niet makkelijk maken en dat wilde ik ook niet. Ik studeerde iedere dag, minstens een half uur, regelmatig langer, zocht op internet versies op om de verschillen in uitvoeringen te beluisteren, mijn eigen keuzes daarin te maken. Ik moest het helemaal zelf doen, had geen leraar die me er mee kon helpen.

En toen kwam die dag. De ochtend verliep zoals altijd wanneer jij langs kwam. Als een kip zonder kop wat opruimen, scheren, douchen, kleren uitzoeken. Ik had gekozen voor een stijlvolle zwarte rok en een witte blouse. Geen lingerie eronder, zoals altijd. Het laatste half uurtje wachten duurde toch lang, ik wist niet wat ik met mezelf aan moest, ik had daar nog meer last van dan normaal gesproken al het geval was. Uiteindelijk ging dan toch die deurbel. Je begroette me alsof het een normale afspraak was, voor jou was het dan waarschijnlijk ook, ik vroeg me op dat moment af of je door had hoeveel lading dit voor mij had. Waarschijnlijk wel, we kenden elkaar toch al iets langer dan vandaag en zo zenuwachtig was ik sinds dat eerste spel niet meer geweest. Ik schonk koffie in en we kletsten over van alles en nog wat, partners, werk, alles om maar even te vergeten waarom je hier was. Maar het wilde niet uit m’n hoofd, de zenuwen bleven.

En nu is het zover. Je draagt me op om de speelspullen uit de slaapkamer te halen en in de woonkamer klaar te zetten. Uit de koffer haal je de lederen boeien, “oh nee, hij zal toch niet die boeien om m’n polsen doen, dat kan niet hoor,” flitst er door m’n hoofd en het lijkt wel alsof je ziet wat ik denk. Je grinnikt en gaat door je knieën om ze om m’n enkels te doen. Een zucht van verlichting ontsnapt me. Je zegt me op de pianokruk te gaan zitten. Ik ga zitten, voel m’n wangen rood worden. En doe niets.

Het lukt me niet om uit mezelf die handen op de piano te zetten en te gaan spelen. Je wacht af, kijkt me aan, zegt niets. Uiteindelijk pak je me zachtjes bij m’n polsen en zet m’n handen op de piano. Ik probeer weer rustig te gaan ademen en begin te spelen. Al snel word ik rustiger, al móet het te horen zijn hoe eng ik dit vind. Ik tel de foutjes en hoop dat je ze niet hoort, hoop dat je het stuk niet tot in den treure hebt beluisterd thuis, iets wat ik wel vermoed. Na een minuut of 5 ben ik dan eindelijk uitgespeeld. Ik kijk je aan en kan aan je gezicht helaas maar weinig aflezen. Je blijft me aankijken en uiteindelijk kijk ik weg. Je grinnikt en zegt dat ik het goed gedaan heb. Goed, niet goed genoeg, dat dan weer niet. Je zegt me op te staan en over de fauteuil heen te buigen. Mijn rok trek je uit. Ik hoor dat je bezig bent om een cane uit te zoeken, en moet me beheersen om niet op te kijken. Uiteindelijk lijk je je keuze gemaakt te hebben en begin je zachtjes te tikken, op m’n kont, m’n benen en weer omhoog.

“Dat was een mooie eerste poging lunaaa, al is het me niet ontgaan dat er nog wat foutjes in zaten, had je dat zelf ook door?” Ja, wat denk je nou, natuurlijk had ik dat door! Ik hoop maar dat je er minder gehoord heb dan dat er daadwerkelijk in zat aan fouten. Jij lijkt al voorzien te hebben dat je zelf waarschijnlijk wel het één en ander aan foutjes gemist hebt, want je vraagt mij aan te geven hoeveel fouten ik gemaakt heb. Het waren er dertien. Dertien keer de verkeerde noot geraakt, m’n vingers op de verkeerde toets. Ik weet wat me te wachten staat en nog voordat ik dat ten volle besef komt de cane hard op m’n bovenbenen terecht. Ik schrik en m’n bovenlijf komt uit reflex omhoog. Je duwt me weer terug naar beneden. Na nog 12 slagen op m’n bovenbenen en billen staat het huilen me nader dan het lachen. Jij kan de lol er nog wel van inzien, bedenk ik me als ik je hoor grinniken. Je laat me opstaan en weer op de pianokruk plaats nemen. Ik hoor je rommelen en als ik om kijk zie ik dat je de spreidstang gepakt hebt. Nee, dat kun je niet maken!! Ik kán het blijkbaar al niet foutloos spelen, wil je het me nu echt ook nog moeilijker maken? Ja, dat wil je, want al snel zitten de boeien om m’n enkels aan weerskanten van de spreidstang vast. Het wordt ineens een stuk lastiger om het pedaal goed te gebruiken. Ik verwens je het één en ander zonder het uit te spreken, dat laatste heb ik wel afgeleerd inmiddels.

Poging twee volgt. En mocht ik gedacht hebben dat je het bij die spreidstang alleen zou laten dan kwam ik bedrogen uit. Je handen strelen m’n nek, glijden af naar m’n billen waar je me gek maakt door afwisselend te strelen en te knijpen. Je hurkt naast de pianokruk en doet hetzelfde met m’n bovenbenen. Uit alle macht probeer ik me te concentreren op het piano spelen. Ik krijg het steeds warmer, krijg het steeds moeilijker, vind het stiekem ook steeds leuker. Hoe ik aan het einde van het stuk weet te komen, herinner ik me niet meer, maar ik weet het einde te halen, met heel wat fouten meer dan tijdens m’n eerste poging.

“Je weet wat ik van je wil hè? Ga maar weer liggen,” zeg je. Ik sta op, wat bemoeilijkt wordt door de spreidstang en buig me weer over de fauteuil heen, wetend wat er komen gaat. “Je zóu denken dat je van die eerste poging geleerd hebt dat ik niet wil dat je fouten maak, dat ik met niet minder dan een perfecte uitvoering genoegen neem. Maar nee hoor, blijkbaar vond je het nodig om je te laten afleiden. Hoeveel fouten zaten er dit keer in meisje?” “Achtentwintig,” fluister ik en de klap die ik in m’n gezicht krijg is jouw manier om me te laten weten dat je me niet verstaan hebt. Ik herhaal het en je loopt om me heen naar achteren. Al bij de eerste mep schieten de tranen me in de ogen. Gelukkig kan ik me er na een paar slagen toch aan over geven en wordt het pas op het eind weer echt moeilijk. Na de laatste klap streel je me over m’n rug, onder m’n blouse. Je laat me overeind komen en doet één voor één de knoopjes van m’n blouse open. Je handen zoeken m’n borsten en spelen ermee, je wisselt zacht en venijnig knijpen met elkaar af en ik word langzamerhand steeds meer opgewonden. Je merkt het en plaagt me door me heel kort te vingeren, precies lang genoeg om me er aan over te laten geven en dan stop je.

“Dacht je dat je klaar was? Dat je lekker kon gaan genieten? Ik dacht het niet meisje, ik heb nog niet genoeg gehoord!” Ik maak aanstalten om weer te gaan zitten, maar je houdt me tegen. Uit de koffer pak je wat wasknijpers en zet er vier op iedere borst, met eentje in het midden op elke tepel. Ook pak je een gag. “Nee, niet de gag,” denk ik. Als ik ergens zo subbig van word dat m’n IQ spontaan halveert dan is het wel de gag. Je grinnikt en houdt hem voor m’n mond. Tegenstribbelen heeft geen zin en dus laat ik je je gang gaan.

Ik ga weer zitten. Zet m’n handen op de toetsen, concentreer me op m’n ademhaling. Ik begin, probeer me te laten meevoeren met de muziek. Als de melodie begint begin jij mee te spelen. Jij speelt je eigen spel, met een singletail op m’n rug dit keer. Uit alle macht probeer ik je buiten te sluiten, de pijn niet te voelen. De pijn wordt daardoor juist alleen maar erger, ik kan me er niet aan overgeven, mág er niet aan over geven, dan ga ik fouten maken. De baslijn wordt dreigender, het slaan harder en al snel raken de vingers van m’n rechterhand in de knoop. Je merkt dat ik het écht héél moeilijk heb en het slaan wordt even minder, waardoor ik de kans krijg om de draad weer op te pakken. Berusting, doorspelen. Dan kom je dichterbij en pak je een knijper vast. Je haalt hem van m’n borst af en spontaan vergeet ik wat de opdracht was. Een kreet klinkt er, nauwelijks verstaanbaar door de gag die ik in heb. Ik voel dat ik moeite moet gaan doen om het kwijl in m’n mond te houden, nee, ik zet mezelf al genoeg te kijk door al die fouten in m’n pianospel, ik kan je niet ook de lol gunnen van het over mezelf heen kwijlen. Gelukkig ken ik het pianostuk inmiddels uit m’n hoofd en kan ik m’n hoofd dus even in m’n nek leggen om het kwijl terug m’n mond in te laten lopen. Je haalt nog een knijper van m’n borst af, dit keer zag ik hem aankomen en lukt het me dus wel om enigszins door te spelen. Dan pak je de knijpers die op beide tepels staan vast en haalt ze tegelijkertijd van m’n tepel af. De tranen schieten in m’n ogen en ik merk dat er eentje ontsnapt, over m’n wang naar beneden rolt. Gelukkig is het einde in zicht en weet ik de laatste noot te halen.

“Ik ben trots op je meisje, ondanks dat het barstte van de fouten. En ondanks die trots kan ik dat natuurlijk niet ongestraft laten, helaas is je best doen niet altijd goed genoeg, voor mij niet althans.” Uit mezelf sta ik weer op, moe, geen idee of ik nog een serie caneslagen ga trekken. Hoeveel fouten ik gemaakt heb in die laatste keer weet ik niet, het zullen er rond de vijftig zijn bedenk jij, dus ga je maar van vijftig uit. Je haalt de resterende knijpers van m’n borsten af en laat me weer over de fauteuil heen buigen. Je begint te slaan. Na vijf caneslagen blijkt dat het maar goed is dat ik een gag in heb en tien slagen later interesseert het me ineens helemaal niet meer of en zo ja hoeveel kwijl er uit m’n mond loopt. Op de helft stop je even, kijkt me aan en vindt het nodig om even in te wrijven dat ik inderdaad de boel onder loop te kwijlen. Je legt de cane even weg en bekijkt het resultaat van de caning. Je vingers gaan over de striemen heen, naar de binnenkant van m’n benen. Je knijpt in m’n benen, vingert me kort en knijpt nog wat meer. Dit kan me niet lang genoeg duren, maar jij vergeet niet dat ik nog 25 caneslagen te gaan heb. Je geeft aan dat je het me makkelijk zal maken en ze gewoon snel achter elkaar zal geven. Erg vriendelijk van je. Al snel volgt de eerste klap. Het valt me mee, ik kan het aardig doorstaan, kan me er goed aan overgeven. Bij 49 stop je. Ik wacht. Je kriebelt met het puntje van de cane over m’n rug, m’n billen, benen. Je tikt zachtjes wat tussen m’n benen. En dan wacht je af. Jij wacht, vermoedelijk met een grote grijns op je gezicht en genietend van wat je ziet, van wat je gedaan hebt. Ik daarentegen word gek van het wachten.

Ik voel de pijn van de vorige meppen langzaam minder worden, maar weet dat die in één klap weer terug zal zijn. Maar wanneer? Laat me niet langer wachten, kom, toe, gééf me nu die laatste mep… Uiteindelijk, als de gag in m’n mond het enige is wat me er van weerhoudt om flink commentaar te leveren komt die dan. Hard, de tranen schieten in m’n ogen. Ik ontspan m’n lichaam en voel de pijn weer wegtrekken. Het spel is gespeeld, de muziek is over. Je helpt me overeind te komen en kijkt me aan, veegt de traan van m’n wang. We weten allebei even niets te zeggen, wat ook niet erg is. Uiteindelijk maak je de gag los en maak je de enkelboeien los van de spreidstang, waarna we allebei enigszins onder de indruk op de bank gaan zitten.

© lunaaa