Controle

Louisa schrok op. Een paar honderd meter voor haar flikkerden blauwrode lichten aan de kant van de weg. Politie! Ze knipperde een paar keer met de ogen om de dromerige afwezigheid van het afgelopen kwartier van zich af te schudden.

Op een rijstrook na was de autosnelweg met wit-oranje politielint afgezet. Achter het lint beenden een paar politiemannen met zaklampen heen en weer. Eigenlijk waren alleen de zaklampen duidelijk te zien in de donkere nacht.Was er een ongeluk gebeurd? Nee, dat kon niet: op de politiewagen na was de snelweg verlaten.Ik ben niet dronken of stoned, hield ze zichzelf voor. Mijn papieren zitten in het handschoenkastje. Alles is in orde, Louisa. Alles is in orde.

Inmiddels was ze al zodanig dicht genaderd dat ze de gezichten van de politiemannen kon onderscheiden. De ene was lang en mager, wat vooral in zijn gezicht te zien was. De ander was een kop kleiner, had een rond gezicht, een zwarte snor, en Zuiderse trekken. De kleinste agent deed haar teken te stoppen. Ze hield in, draaide haar raampje open en vroeg wat er aan de hand was. “Routinecontrole, mevrouwtje. Wil u uw auto even aan de kant zetten, alstublieft?”

Tientallen gedachten gingen door haar hoofd toen Louisa haar auto op de pechstrook parkeerde. Routinecontrole? Wat voor controle? Ze had haar rijbewijs nu al vier jaar maar had nooit eerder enige vorm van controle gezien. Wat was routine? Een alcoholtest? Uren geleden had ze met haar vriendinnen één glaasje wijn gedronken. Eentje kon toch geen kwaad? Ze voelde zich in elk geval niet aangeschoten. Maar dat was natuurlijk geen argument.

Bij het uitstappen bedacht ze tot haar schrik dat het niet eens zeker was dat het om een controle van haar hoefde te zijn. Wat als ze haar wagen wilden onderzoeken? De schrik sloeg haar om het hart. Het was intussen maanden geleden dat ze nog eens naar de garage was geweest, en die hadden haar gezegd dat ze volgende keer een volledig nazicht moesten doen. Dat tikkend geluid dat haar auto maakte…in gedachten zag ze al voor zich hoe ze de rest van de reis te voet moest afleggen. De gedachte joeg een rilling over haar rug.

“Het spijt ons voor het ongemak, mevrouw”, zei de lange agent meewarig. “Wij vinden het ook niet leuk om hier in de kou controles uit te voeren. Maar het moet nu eenmaal gebeuren.”

Het duurde een paar tellen voor Louisa begreep dat hij het tegen haar had. Hij had haar rilling gezien en deze verkeerd geïnterpreteerd.” O, maar dat…nee. Ik…dat geeft niet. Ik bedoel…u doet ook alleen maar uw werk.” De agent knikte en Louisa werd rood. Verdorie! Ze wilde vooral geen verkeerde indruk geven. Ze was het aan het verknoeien. Gelukkig bleef de man er onbewogen bij.

“Uw papieren?” vroeg hij, niet onvriendelijk. Louisa beet op haar tanden. Oh, shit! Totaal vergeten. “Die…die liggen nog in de auto”, stamelde ze…en ze viel stil.

Het was nu pas dat ze de agent goed bekeek. Het smalle gezicht van de man stond wel vriendelijk maar was ruw en verweerd. Zowel hij als zijn collega, die enkele meters verder op uitkijk stond, waren groter en sterker dan haar. En ze waren in hun blauw uniform. Kregen agenten tegenwoordig geen fel oranje jekkers om beter op te vallen in het donker? Maar het meest gefascineerd was ze door de riem van de agent. Aan zijn linkerheup hingen er handboeien aan. Het metaal was zo glad en glanzend dat het de zwaailichten van de politiewagen weerkaatste. Aan zijn rechterheup zag ze het handvat van zijn dienstwapen. Ze zag alleen maar een glimp van het ding omdat er een afsluitkolf van zwart plastiek of rubber overheen zat. De kolf was niet afgesloten! Ze zag een bolletje en het oog die tegen elkaar geklikt konden worden om het ding te sluiten, maar om een of andere reden was dat nu niet het geval. Het bovenste stukje danste zachtjes op en neer bij elke beweging die de agent maakte. Onwillekeurig vroeg Louisa zich af of dat was om zijn geweer sneller te kunnen trekken.

Opnieuw schrok ze op uit haar eigen gedachten. Haar papieren! Ze moest haar papieren halen. “Excuseer. Ik ga ze dadelijk halen”, mompelde ze. Snel draaide ze zich om, bang dat de blos op haar wangen zichtbaar zou zijn. Ze moest zich niet zo aanstellen. Het was allemaal niets bijzonders, ze moest gewoon…De grond bewoog plots onder haar hiel. Het duurde maar een fractie van een seconde, maar zwaaide uit reflex wel hevig met haar armen voordat ze haar evenwicht opnieuw vond. Ze was gewoon met haar hak op een losliggend kiezelsteentje getrapt. “Gaat het?” vroeg de lange agent achter haar. Ze kon wel door de grond zakken. Als de agenten eerder nog niet dachten dat ze dronken was dan dachten ze dat nu zeker wel. “Gewoon een kiezelsteentje”, riep ze terug. Ze durfde niet omkijken.

“Dat ziet er allemaal in orde uit, mevrouwtje”, zei de agent met de snor, en hij gaf Louisa haar autopapieren terug. “Alleen moet u binnen de twee maanden toch eens naar de garage gaan. Akkoord?” Louisa knikte braafjes. Het stelde haar allerminst gerust. Ze wist reeds dat met haar papieren niets mis was. Maar de lange politieman had haar verteld dat de controle zowel van autopapieren als van dronkenschap was. Het was voor die andere test dat ze doodsbenauwd was. Hoe kon zij immers bewijzen dat ze nuchter was? Ze had op iets moeten blazen dat op een elektronisch fluitje leek. Normaal zou dat voldoende moeten zijn, maar er was iets misgegaan. Ze wist niet wat. Het ding had geen uitslag op het digitale schermpje gegeven, ongeacht hoe hard ze in het tuitje blies. En dus was de lange agent even de politiewagen ingegaan terwijl snorremans door haar autopapieren bladerde. Ze vertrouwde het niet.

Er dreef een wolk voor de maan. Er ging een nieuwe rilling over Louisa’s rug. De glimlach om de mond van de agent leek iets…meer te krijgen. Meer dan je kon verwachten van iemand die om twee uur ‘s nachts controles moet staan uit te voeren. Onwillekeurig zette ze een stapje achteruit. “Ze is het!” klonk het plots. De grote agent kwam uit de wagen, het wapen in de hand. Hij hield het regelrecht op haar hoofd gericht. Louisa schreeuwde van angst en probeerde zich achter de andere agent te verstoppen. Deze scheen een ogenblik overdonderd te zijn en hief bijna zelf zijn armen in de lucht, tot het hem duidelijk werd dat niet hij het doelwit was.

“Zij is het?” vroeg hij geschrokken.
“Bedoel je…?”
“Ja!” blafte zijn collega.

Louisa begreep het niet. Ze was zo bang voor de loop van dat geweer dat ze aan de grond genageld was en zich slechts uit instinct aan de revers van de agent vast bleef houden. Toen gilde ze opnieuw: haar “beschermer” had zich omgedraaid en haar bij de keel gegrepen. “Wel verdorie!” riep hij uit. “Het is nog waar ook!” Louisa’s maag trok samen. “Wat? Waar hebben jullie het over?” piepte ze. “Hoe is het mogelijk?” sneerde de lange agent. “Internationaal gezocht, en wij treffen d’r gewoon bij een stomme controle.” “Ik weet niet over wie…” De klap in haar gezicht bracht haar tot zwijgen. “Hou maar op, stomme slet!” schreeuwde de agent die haar bij de keel had. “We weten wie je bent!” Een vergissing! Het moest een vergissing zijn. Dat kon niet anders… “Pas op! Ik durf te wedden dat ze gewapend is!” Het gezicht van de agent die haar beet had spleet open in een grijns. Ze had niet de tijd zich schrap te zetten. Met een knal werd ze tegen de politiecombi aangesmeten. De lucht werd uit haar longen geperst. Voordat ze weer op adem kon komen had de agent al een van haar polsen op haar rug beet en greep hij haar bij de haren.

“Handen en benen uit elkaar, “mevrouwtje”, fluisterde hij in haar oor. Ze jammerde van angst en van de pijn in haar ribben. De kerel stond zo dicht tegen haar aan dat ze zijn tabaksadem kon ruiken.”Vooruit”, siste hij, toen hij vond dat ze niet snel genoeg opschoot. De arm in haar haar verdween, en ze voelde iets lang en dun aan haar armen. Zijn gummiknuppel! Ze kende die dingen alleen van oproerbeelden op de televisie maar wist goed dat die stokken gemakkelijk botten konden breken. Ze huiverde maar schikte zich naar zijn wensen. Ze was nog niet klaar met armen en benen te spreiden al hij haar begon te betasten. Zijn armen zaten overal aan, gingen grof over haar lichaam en knepen pijnlijk hard in haar borsten. Ze wilde huilen. Ze had niets gedaan. Ze was onschuldig. Dit alles was een afschuwelijke vergissing! Toch zat er iets duisters in haar gedachten. Iets dat ze niet durfde benoemen, maar dat met elke aanraking over haar lichaam sterker werd…Opwinding

“Ze draagt niks!” gromde de agent tenslotte teleurgesteld. Het was niet tegen haar. De agenten behandelden haar alsof ze er niet bij was. Als een ding dat geen rechten had. Haar armen werden op haar rug gedrukt. De agent die haar had gefouilleerd draaide zich om en sleurde haar daarbij mee. Ze stond nu precies tussen de twee agenten in. “Wie zijn je contacten?” snauwde de lange agent. Hij torende boven haar uit en zijn gezicht stond op stormweer. Louisa kon slechts angstig terugkijken. Dat de andere agent haar bij de polsen en de ellebogen had gegrepen maakte dat ze zich klein voelde. Klein, angstig en…en…

Wat zouden ze met me aanvangen? Ze dwong zichzelf die gedachte te onderdrukken. De lange agent zette een stap naar voren. Zijn smalle gezicht vulde haar hele blikveld. Dan bracht hij zijn zaklamp op ooghoogte en straalde haar recht in haar gezicht. De wereld tekende zich spierwit. “Je contacten, slet!” Ze kon niets uitbrengen. Ze was verblind, ingesloten, verlamd. Wat wilden ze van haar? Welke contacten? Over wie hadden ze het? “Alsjeblieft…” fluisterde ze tegen het felle licht. “Ik weet niet wie jullie zoeken. Ik ben niet…” Ze krijste. Er werd iets ijzig kouds onder haar trui tegen haar navel gedrukt. Het dienstpistool! Sidderingen liepen van haar rug en buik tot in haar hersens. Er liep een vreemd soort kramp door haar onderbuik, een soort pulserende koude dat op een akelige manier…aangenaam was. “Laatste kans, teef…die namen!”

Het was te veel. Haar spieren spanden nog een keer op en ontspanden zich toen. Ze werd slap. Er ging een soort tinteling over haar ruggengraat terwijl ze neerzeeg in de armen van de agent achter haar. Het felle licht verdween, maar vergetelheid kwam niet. Ze viel niet flauw, hoewel ze dat wel zou willen. Wel voelde ze de pijn: de felle tik op haar wang en de hand die in haar haren greep. “Dacht je nu echt dat we daarin zouden trappen? Het weerloze vrouwtje spelen? Hah!” Louisa kon niets meer uitbrengen. Alleen nog maar zachtjes nee schudden. Dit was een vergissing…een afschuwelijke vergissing. De agent achter haar bewoog. Ze voelde het ijzer van handboeien tegen haar huid, hoorde het dicht klikken. Emoties stormden door haar heen. Niemand wist dat ze hier was. Er zou niemand komen haar te redden. Ze was overgeleverd, hulpeloos…

De agent voor haar stond haar op te nemen. Zelfs in het donker voelde ze zijn ogen pijnlijk onbeschaamd over haar lichaam glijden. Ook hij besefte duidelijk de situatie. “Smijt die teef in de wagen,” gromde hij na een korte blik over de nog steeds verlaten snelweg. “Ik weet wel een manier om haar van gedachten te laten veranderen.” De vulgaire wellust in zijn stem liet geen ruimte voor misinterpretatie. En met haar handen geboeid achter haar rug was Louisa hulpelozer dan ooit. Radeloos drukte ze haar rug tegen de kleinere agent aan, in de ijdele hoop dat hij haar zou beschermen.En volgens mij gaat ze er nog van genieten ook…

De andere agent beschermde haar niet. Hij nam haar steviger vast en begon haar langzaam in de richting van de politiewagen te duwen. De auto had geen ramen. De deur was geopend maar toonde slechts inktzwarte duisternis. Het zwarte gat werd groter naarmate ze dichterbij gesleurd werd. Ze bood geen weerstand meer. Ze gaf zich over, liet zich door het duister uit de deuropening verzwelgen…

“Mevrouw?” Louisa knipperde met haar ogen. “Sorry”, fluisterde ze tegen de agent met de snor. “Wat zei u?” “Alles is in orde, mevrouw. Gewoon een foutje met het scherm, dat is alles.” Enige tellen wist ze niet waarover de man het had. Dan herinnerde ze zich dat ze aan het wachten was op de uitslag van de ademtest. “Alles goed?” vroeg de agent. “Ja…ja, ja. Alles goed”, bloosde ze. “Alleen wat moe, dat is alles.” De agent knikte, wat om een of andere reden maakte dat ze zich nog meer gegeneerd voelde. Snel draaide ze zich om en liep ze naar haar auto terug.

De twee agenten keken haar na terwijl ze vertrok. Na een paar seconden klakte de lange agent met zijn tong en nam het woord. “Weet je…soms denk ik dat de nuchtere mensen rond deze tijd meer kansen maken op ongelukken. Dacht jij dat ze dronken was, Harry?” “Nee,” antwoordde de besnorde agent na enige seconden. “Mensen die onder invloed rijden kunnen beter doen alsof ze nuchter zijn. Die griet was gewoon wat onder de indruk van ons, dat is alles.” “Onder de indruk? Hoezo?” Er verscheen een dun lachje onder de snorharen van de agent die Harry was genoemd. “Jij doet nog niet zolang veldwerk, Mike. Je zal nog wel merken dat vrouwtjes soms half in zwijm vallen als iemand in politie-uniform hen aanspreekt.”

©Wever